In onze huidige maatschappij, gaan we dikwijls uit van individualisme, efficiency, maximalisatie, schaarste, concurrentie en hebben we economisch gezien een sterke overtuiging van oneindige groei. Meer, meer, meer is beter. In ieder geval, voor ons eigen stukje. Wat voor invloed dat heeft op een ander elders in de wereld of op een ander moment, daar denken we niet echt aan. We zijn geen ‘zevende generatie denkers’, zoals Roman Krznaric prachtig beschrijft in zijn boek ‘De goede voorouder’. Ook vinden we het maar spannend om rechten toe te wijzen aan bijvoorbeeld een rivier, bos of diersoort. Want wij mensen staan toch boven die natuur?
Op school leren we bijvoorbeeld dat een bos een verzameling bomen is die met elkaar concurreren om licht, water en voedingsstoffen. In werkelijkheid werken ze door middel van complexe schimmelnetwerken samen. Er is wel concurrentie in de natuur, maar samenwerking is de drijvende kracht achter evolutie. Denk dan ook in termen van vertrouwen, samenwerking, gezonde groei en regeneratie. Vast lastig te omvatten in tijden van een oorlog in Oekraïne, corona pandemie, klimaatcrisis, toenemende kloof tussen arm en rijk, schaarste op de woningmarkt, falende systemen in de zorg en het onderwijs, et cetera. Want het klinkt mooi – ‘denken en doen in overvloed’ – , bijna utopisch, maar hoe doe je dit dan in jouw transitieopgave?
In een transitie zijn we zoekende. We zitten in een tussenfase, tussen de oude en nieuwe werkelijkheid. We weten niet wat de uitkomst gaat zijn en ook zijn we onwetend hoe de weg ernaar toe zich gaat ontplooien. Hoeveel uitgewerkte, gedetailleerde plannen we ook maken. In een transitie is het nodig om ‘de chaos te omarmen’, zoals Jan Rotmans in zijn laatste boek aangeeft. In de eerste fasen van de transitie ontpoppen er dan ook allerlei experimenten, pilots en initiatieven. Vallen en weer opstaan. Uitproberen. Leren. Dikwijls naast elkaar. Ieder voor zich. Angst voor verlies van een eigen stukje van de taart. In plaats van te kijken, hoe kunnen we de gezamenlijke taart (gezond) groter maken? Ook mij bekruipt soms het gevoel van onzekerheid, bang om iets te verliezen waar je je eigen ziel en zaligheid in hebt gelegd, wat je zelf hebt opgebouwd, strijden om jouw plekje in te nemen, om een en ander naar je toe te trekken. Echter, als we even goed nadenken, weten we uiteraard al lange tijd dat oneindige groei geen optie is. Zie bijvoorbeeld deze video’s: What is the tragedy of the commons? en The impossible hamster. Of dat Earth Overshoot Day ieder jaar dichterbij 1 januari komt te liggen.
Dat zie ik tevens terug in de tak van sport waar ik me met name in begeef, de circulaire bouweconomie. Diverse marktplaatsen, hubs, productencatalogussen, netwerken, materiaalpaspoorten en normen staan naast elkaar, soms helaas lijnrecht tegenover elkaar. Strijden om dezelfde middelen. Beconcurreren elkaar de tent uit. Is dit überhaupt erg? Of is het slechts een fase van de transitie waar we nu inzitten? En komt het vanzelf wel organisch dichterbij elkaar?
Als we zien welke opgave er nog voor ons ligt, is er een enorme overvloed aan werkzaamheden. Volgens het onlangs verschenen voortgangsrapport van het Planbureau voor de Leefomgeving over de circulaire economie, doen we het nog niet zo goed. Allerminst. Een en ander is vooral gericht op recycling – niet zo hoogwaardig dus – en er is helaas de afgelopen jaren geen sprake van groei in circulaire bedrijfsactiviteiten. Genoeg werk dus te verzetten. Voor iedereen. Naast alle andere opgaves die er zijn zoals energie, klimaat, onderwijs, stikstof, landbouw, democratie en zorg. Alleen niet ieder voor zich, maar samen. Waar ligt ieders (slag)kracht? Waar ben ik van? Waar kan ik hét verschil maken? Waar geef ik een ander tegelijkertijd de ruimte om zijn of haar verschil te maken? En waar is het beter om samen op te trekken? Echt een open, kwetsbare dialoog met elkaar voeren. En ja, dat is spannend, even ongemakkelijk. Maar dan ontstaan de mooiste kiemen vanuit onbegrensd potentieel!
Economie = ecologie
In de natuur draait het niet om het bestrijden van elkaar, maar juist om vermenigvuldigen. Een continu proces van transformatie van het één in het ander. De natuur doet het juist goed in verscheidenheid. Het ecosysteem is alsmaar in ontwikkeling. Hoe diverser en complexer – ofwel overvloediger – de levensvormen binnen een ecosysteem zijn, hoe veerkrachtiger dat ecosysteem is. De verschillende soorten organismen zijn niet bezig met hun individuele overlevingsstrijd, zij dienen het gehele ecosysteem.
Nou zou je kunnen denken dat overvloed gelijkstaat aan oneindige groei. Echter dat is niet zo. Een plant produceert bijvoorbeeld veel zaden, zodat er het komende jaar meer van staan. In een divers ecosysteem leidt dit niet tot woekeren, maar gezonde groei. Omdat er te allen tijde corrigerende mechanismen optreden. Zoals dieren die de zaden of planten eten of ziektes die de planten in toom houden.
En een economie zonder die corrigerende mechanismen, werkt dus niet. Bijvoorbeeld dat de financiële sector steeds verder afstaat van de reële economie. 95 procent van het geld blijft in de virtuele economie om er telkens nog meer geld mee te scheppen. Dat gaat een keer goed mis. Vooral als we het economische systeem los blijven zien van het grotere geheel. Wij zijn geen autonome soort. Al het leven vindt plaats in een geïntegreerd systeem. Economie en ecologie zijn hetzelfde. Economie gaat daarmee over het verspreiden van natuurlijke overvloed, niet het verdelen van schaarse middelen.
Laten we kijken naar een aantal concrete voorbeelden van overvloed in de natuur:
- De natuur creëert continu, in cycli van seizoenen. Tijden van zaaien en ontkiemen, van groeien en bloeien, tot aan verval, rust en voorbereiding op de volgende cycli. Als je een zaadje plant, dan groeit dit uit tot bijvoorbeeld een perenboom. Uit de zaadjes van de peren groeien weer nieuwe perenbomen. Er ontstaat letterlijk iets uit (bijna) niets. Jaar in, jaar uit. Prachtig hoe je in deze tijd van het jaar, weer allerlei bloemen ziet opkomen, katjes ontdekt aan de wilgen en vogels net iets harder hoort fluiten.
- De zon. Ja, de zon. Wat is daarmee? De zon stuurt dagelijks duizenden maal meer energie naar de aarde dan we nodig hebben. Schaarste, welnee! De hoeveelheid energie die door zonnestraling binnenkomt overschaduwt de voorraden van eindige energiebronnen zoals olie, gas, kolen en uranium.
- Japanners produceren al 700 jaar hout zonder bomen te kappen, genaamd daisugi. De daisugi techniek zorgt er voor dat deze bomen zo worden geplant dat ze in toekomstige generaties niet worden gekapt. Zij worden gesnoeid alsof het een gigantische bonsai is. Door deze techniek toe te passen op ceders, is het hout dat kan worden verkregen uniform, recht en noestvrij. Uitermate geschikt voor de constructie van houten huizen. Kortom, een perfecte snoeimethode die de cederboom laat groeien en tegelijkertijd zijn stukken hout gebruikt, zonder ooit te kappen. Heel anders dan de plaatjes die we voorbij zien komen van gekapte Amazone wouden. Helemaal natuurlijk is dit wellicht niet. Het is een ingrijpen van de mens (die dan wel weer onderdeel is van het gehele ecosysteem). Echter, wat kunnen we hiervan leren voor onze eigen bouwsector?
- En tot slot, nog even over die genoemde bomen en schimmels. Er gebeurt heel wat onder de grond waar wij geen weet van hebben. Onder je voeten zijn miljoenen kilometers aan schimmeldraden te vinden die de lekkerste hapjes uitzoeken voor bomen. De bomen voeden de schimmels met suiker, de schimmels geven de bomen voedingsstoffen waar hun eigen wortels niet bij kunnen. In planten die samenwerken met schimmels of zwammen is twee keer zoveel stikstof en fosfor te vinden als in exemplaren die alleen met behulp van hun eigen wortels in de aarde zuigen. Bovendien filteren de schimmels zware metalen uit de bodem waar de planten minder goed tegen kunnen. Ook voorzien zij hen van een communicatienetwerk om bijvoorbeeld andere omliggende bomen te waarschuwen voor een insectenaanval. Bomen die onderling met elkaar praten. Zoals te bewonderen is in de Tegenlicht uitzending ‘In de ban van het bos’. De schimmels kunnen zo groot worden dat zij in contact staan met verschillende bomen in de buurt waardoor bomen onderling voedingsstoffen kunnen uitwisselen. Bijvoorbeeld als een boom pech heeft met slechte grond. Bomen hebben er namelijk baat bij elkaar te helpen om voor zichzelf een gunstig microklimaat te creëren.
Vertaalslag praktijk; samen kom je verder!
Maar hoe omarm je dit nu echt? Want schaarste is nu eenmaal in de Westerse wereld met de paplepel ingegoten. Toch kunnen we stilstaan bij een aantal punten om bewuster vanuit overvloed te gaan denken en doen:
- Ga er eens op uit (samen met jouw transitieteam)! Waar kun jij overvloed in de natuur ontdekken? Wat kun je daarvan leren voor je eigen praktijk?
- Waar is er overvloed te vinden in je privé en werkzame leven? Waar ben je dankbaar voor? Herhaal dit geregeld! Want alles waar je aandacht aan besteedt, dat groeit.
- Deel! Wat heb jij niet nodig, wat jij weg kunt geven (zowel in je privé leven als in je werk)?
- Waar ligt jouw kracht (in welke fase van de transitie)? Waar ligt die van een ander en geef je diegene ook de ruimte om deze kracht te pakken? En hoe ga je hiervoor écht een open, kwetsbare dialoog aan? Kun je concurrentie omzetten in samenwerking?
- De natuur werkt op basis van diversiteit en complexiteit. Basisingrediënten voor overvloed. Als je naar jouw team kijkt, hoe zijn deze ingrediënten vertegenwoordigd en geïntegreerd?
Wat werkt volgens jou om overvloed in denken en doen te omarmen? Wat neem jij mee uit bovenstaande voor je eigen praktijk om hier (nadere) invulling aan te geven? Wat is voor jou vast te pakken in het hier en nu? En bovenstaand rijtje is vast niet compleet. Hoe kun jij dit verhaal verrijken vanuit eigen kennis, ervaring of inspiratie?